Mevr. A.G, geb. 1959
Op een voorjaarsmorgen in 1989, ik was toen 30 jaar, stapte ik uit bed met “slapende voeten”, wat al snel optrok naar mijn benen en nog dezelfde dag tot mijn middel. Via mijn huisarts werd ik doorverwezen naar de neuroloog, die mij direct liet opnemen in het ziekenhuis; diverse neurologische onderzoeken volgden, maar een diagnose werd niet gesteld.
Mijn klachten waren echter niet geheel verdwenen, vermoeidheid en minder zien volgden, waardoor ik mijn werkzaamheden op kantoor niet meer kon verrichten. Mijn huisarts was toen net gestart met neuraaltherapie en ging mij behandelen; door de regelmatige behandelingen verbeterde mijn weerstand en de vermoeidheid verminderde zodanig dat ik mij beter voelde en na enige tijd kon ik weer halve dagen werken.
Mijn gezondheid stabiliseerde door de regelmatige behandelingen met neuraaltherapie tot ik begin januari 1999 dubbel ging zien; opnieuw naar de huisarts en neuroloog; een dagopname volgde voor een lumbaalpunctie met als diagnose MS. De neuroloog kon niets meer voor mij betekenen, maar de behandelingen met neuraaltherapie werden voortgezet; na enige tijd kon ik weer normaal zien en ik voelde mij steeds beter en kon weer halve dagen gaan werken.
In de afgelopen 15 jaar heb ik gelukkig geen grote terugslag meer gehad, ik werk nog steeds halve dagen en ontvang een uitkering vanuit de WAO, waardoor ik dankzij de regelmatige behandelingen met neuraaltherapie een prettig leven kan leiden; mijn energie blijft op een zeer behoorlijk niveau en ik ben nog helemaal mobiel.
Zonder neuraaltherapie zou mijn kwaliteit van leven behoorlijk afnemen (ik heb het drie maanden noodgedwongen ervaren) en mijn kantoorbaan zou ik in de huidige hectische tijd niet meer kunnen volbrengen.