Sportblessures

Per jaar lopen in ons land bijna 3 miljoen sporters een blessure op. Daarvan moet de helft medisch behandeld worden. Van elke tien sporters moeten er jaarlijks twee medisch behandeld worden. De kans dat je zelf een behoorlijke blessure oploopt is 20%. Ben je tussen de vijftien en vijfentwintig en doe je veel wedstrijdsport, dan is de kans groter omdat daar de meeste klappen vallen.

Over de plaats en de aard van de blessures bestaat weinig misverstand. De benen, knieën, voeten en enkels scoren bijna 65 procent. Verstuikingen en kneuzingen zijn aan de orde van de dag. Niet echt levensgevaarlijk dus, maar wel hinderlijk en pijnlijk. Voor mannen ligt de kans op een sportblessure bijna tweemaal zo hoog als voor vrouwen. Bij mannen is deze kans vooral hoog in de leeftijdscategorie 15 tot 30 jaar; bij vrouwen komen relatief veel blessures voor in de leeftijd van 10 tot 24 jaar en tussen de 40 en 44 jaar.

Het grote verschil in het aantal blessures tussen mannen en vrouwen (respectievelijk 70 procent en 30 procent) wordt vooral veroorzaakt door de bij uitstek door mannen beoefende voetbalsport. Deze sport zorgt voor de meeste blessures (ruim een derde van alle medisch behandelde gevallen). Blessures aan de onderste ledematen, met name de knie en de enkel, zijn goed voor bijna tweederde van het totaal aantal blessures.

Jaarlijks lopen miljoenen sportbeoefenaars min of meer ernstige spierblessures op. De meesten van hen komen niet terecht bij een arts, alleen de zwaarste gevallen komen bij de huisarts of op de Eerste Hulp- afdeling van een ziekenhuis terecht. Sportartsen krijgen dagelijks te maken met blessures die zo veel voorkomen, dat ze een begrip zijn geworden: tenniselleboog, voetbalknie, golfelleboog enzovoort (casus 20).

Spierblessures
Verschillende delen van de spier kunnen geblesseerd raken:
in 40 procent van de gevallen is er sprake van een scheuring van het spierlichaam, het "vlezige" gedeelte van de spier;
- bij nog eens 40 procent is de overgang tussen spierlichaam en pees gescheurd;
- bovendien kan de spier aan de oorsprong (onbeweeglijke aanhechting) scheuren;
- ook kan de pees van de spier losscheuren; 
- ten slotte kan de spier op de plaats van de aanhechting aan het beweeglijke botstuk scheuren. 
De ernst van een blessure is afhankelijk van de kracht die in de spier wordt opgewekt. Meestal is het scheuren een gevolg van een plotseling optredende verandering in de spierspanning. Onverwachte krachtsexplosies zoals die voorkomen bij sprinters en veldlopers, een snelle sprint naar het net bij tennis of een driedubbele sprong bij kunstschaatsen enzovoort, zijn typische voorbeelden van activiteiten die spierscheuring tot gevolg kunnen hebben.

Maar ook door gewoon traplopen of door het plotseling verminderen van de snelheid van een beweging kunnen dergelijke blessures ontstaan. De spier is dan wel enigszins ontspannen, maar de antagonist - de spier die een tegengestelde beweging uitoefent - trekt nog krachtig samen. Dit soort blessures komt 70 procent meer voor dan die welke het gevolg zijn van het versnellen van de beweging.

Gewrichtsblessures
Tot de meest voorkomende blessures van de gewrichten behoren:
- verrekking of scheuring van de binnenste kniebanden;
- kruisbandletsels van de knie; 
- verbindweefselde gewrichtskapsels; 
- degeneratie van de gewrichtsbanden; 
- meniscusletsels - scheuren of totale afscheuring; 
- ontsteking van slijmbeurzen bij de knie en achillespees; 
- kraakbeendegeneratie van knieën en bovenste spronggewricht; 
- enkelblessures; 
- ontsteking van gewrichtsbanden;
- luxatie (ontwrichting) van schouder- en ellebooggewrichten;
- soms ook van vingergewrichten zoals bij de duim; 
- verkalking rond de gewrichten. 
De binnenbekleding van het gewricht (synovium) en de gewrichtsbanden worden rijk doorbloed en genezen dan ook gemakkelijk. Blessures aan het synoviale weefsel zijn meestal van korte duur omdat de genezing zo snel verloopt en omdat het synovium bij de gewrichtsstabiliteit nauwelijks een rol speelt.

Gewrichtsbanden raken geblesseerd als ze worden overrekt. Alle verrekkingen zijn bandbeschadigingen. De blessures variëren in zwaarte van een lichte verrekking van de vezels tot een volledige ruptuur.

Neuraaltherapie en sportblessures
In zeer veel gevallen kan neuraaltherapie bij sportblessures een goede en snelle verbetering geven. Vooral bij spier- en peesbeschadigingen. Bij ernstiger spier- en peesblessure en bij ernstige beschadiging van gewrichten is het meestal wel van belang dat eerst op de Spoed Eisende Hulp of door een orthopeed structureel letsel worden uitgesloten of eventueel behandeld.

Gesteld kan worden dat neuraaltherapie alleen of in combinatie met andere therapieën een sneller en beter effect heeft dan b.v. acupunctuur en of sportmassage. Dat komt met name doordat de doorbloeding effectief verbeterd wordt. Neuraaltherapie stabiliseert de werking van het autonome zenuwstelsel. We zien dat het sympathisch zenuwstelsel in zijn "hyper"-toestand weer wordt "teruggefloten": de "zieke cel" wordt weer aangezet zijn normale stofwisseling te hervatten. Neuraaltherapie doorbreekt dus de vicieuze cirkel van pijn en overprikkeling van het sympathisch zenuwstelsel. Hierdoor ontstaat snel pijnvermindering en herstel van de weefselstructuur (casus 31).

© 2022 - Nederlandse Vakgroep Neuraal- en Regulatietherapie NVNR - E-mail —— Disclaimer